Rampen: natuurlijke consequenties van menselijk handelen
Ruud Lubbers en Jolanda Koorevaar
Lezing voor Rode Kruis 29 juni 1999, Clingendael, Den Haag
Vuur grijpt om zich heen in Indonesië, water verzwelgt mensen en materie in Bangladesh, modder bedekt land en leven in Nicaragua: beelden uit het nieuws, rampen van ver weg. Kijkend naar die beelden, kun je geneigd zijn te denken: 'wat is de natuur daar toch wreed'.
Maar, zijn de rampen wel zo 'natuurlijk': zijn zij te wijten aan de natuurlijke krachten alleen, of is er een samenspel tussen menselijk handelen, natuurlijke uitbarstingen en de impact van rampen op mens en milieu? De vraag stellen is haar beantwoorden. Er is een samenhang. Te intensief gebruik van landbouwgrond, ontbossing van rivieroevers en bergen, verdroging en verharding van grond in kwetsbare stedelijke gebieden vergroten de schade die natuurlijke rampen toebrengen. Van invloed op die schade zijn ook: een onveilig bebouwde omgeving, kwalitatief slechte drainagesystemen, een gebrekkige communicatie over het dreigend onheil, onvoldoende voorbereiding op rampenbestrijding en op het geven van noodhulp, enzovoorts. Met beleid gericht op het voorkomen van rampen en het beperken van de schade na rampen kan veel kwaad worden tegengegaan. Verschillende voorbeelden van zulk beleid worden genoemd in het World Disaster Report. Mensen informeren over dreigend gevaar, hen bewust maken van de ernst van de situatie en oefenen hoe ieder moet reageren in noodsituaties kan helpen. Het onderhouden van goede drainagesystemen en barrières tegen water is uiteraard belangrijk om overstromingen te voorkomen. Even belangrijk is het om rivieren voldoende ruimte en speling te geven. Zorgdragen voor reserves in voedsel, zaaigoed en kapitaal ten bate van de aanschaf van noodgoederen wordt ook genoemd als constructieve maatregel. Tot slot wijst het WDR er op dat eigendomsrechten, met name op land, goed geregeld moeten zijn, omdat mensen anders uit angst voor verlies van huis en haard niet durven vluchten.
Een ramp, veroorzaakt door de natuur ontslaat de mens dus niet van verantwoordelijkheid. De mensheid kan niet stellen 'wat erg, die ramp daar ver weg, wat wreed van de natuur. Niks aan te doen'. De mensheid staat niet helemaal machteloos, maar kan de consequenties van natuurlijk geweld beperken. Dat is een open deur. Toch is de boodschap belangrijk als we publiekelijk aandacht willen vragen voor rampen en rampenbestrijding: als we bijdragen vragen, geldelijk of in natura, van andere actoren uit de samenleving. Het bestrijden van bijvoorbeeld overstromingen in Bangladesh is geen bodemloze put, geen hopeloos zandzakjes leggen ieder jaar weer. We kunnen met de juiste maatregelen een bodem in de put maken. Overstromingen horen bij het land, maar de consequenties ervan kunnen wel degelijk door menselijk handelen worden beperkt. En u, burger, ondernemer, politicus, vrijwilliger, u kunt daaraan bijdragen. Dat moet toch de boodschap zijn.
Eerder werd al gesteld: als we beelden zien van rampen dan kunnen we geneigd zijn te denken: " wat is de natuur daar toch wreed". Nee, zeiden we toen, het is niet alleen de natuur. Het is natuurlijk geweld in combinatie met menselijk (niet) handelen.
Maar, het is ook niet alleen maar 'daar'. Rampen zijn lokaal in zoverre dat ze vaak in bepaalde landen, bepaalde regio's binnen landen, schade toebrengen: de kuststreken van de VS, het Caraïbisch gebied, de delta in Bangladesh, het binnenland van Ethiopië. Tegelijkertijd kennen rampen een mondiale dimensie.
Om de mondiale dimensie van wat op het oog lokale rampen lijken in beeld te krijgen, moeten we ons eerst buigen over het proces van globalisering dat zich de laatste decennia steeds rigoreuzer manifesteert. Globalisering verwijst naar het proces waarin geografische afstand steeds minder een barrière vormt voor het aangaan en onderhouden van grensoverschrijdende economische, politieke en sociaal-cutlurele relaties. Mensen worden zich hiervan bewust. Netwerken van relaties en interdependenties worden daardoor (in potentie) wereldwijd. Deze (potentiële) internationalisering roept angst, weerstand, acties en reacties op.
In een globaliserende wereld wordt het lokale beïnvloed door wat lokaal ver weg gebeurd en door ontwikkelingen mondiaal, bijvoorbeeld op de geïntegreerde markten. Lokale ontwikkelingen moeten daarom vaak mede verklaard worden vanuit een mondiaal 'geglobaliseerd' perspectief. Die manier van denken en presenteren vergroot weer de bewustwording bij mensen dat 'lokaal ver weg' relevant is voor hun eigen leven.
In de globaliserende wereld zijn er dan ook verschillende samenhangen aan te wijzen tussen lokale rampen en globalisering.
Allereerst kan gesteld dat er een relatie is tussen rampen en groeiende productie voor de wereldmarkt. Grootschalige houtkap en te intensieve landbouw zijn lokale voorbeelden hiervan. Meer in het algemeen geldt dat mensen in de globaliserende wereld op meer plaatsen en steeds intensiever incentives krijgen om gedrag te vertonen dat schadelijk is voor het milieu en dat de kans op rampen, lokaal of elders in de wereld, vergroot. In een wereld die eenzijdig beheerst wordt door marktdenken, worden mensen uitgenodigd op schadelijke wijze te ondernemen. Welvaartsgroei is echter alleen humaan als de welvaart omgezet kan worden in een verhoging van 'quality of life'. Als een samenlevingssysteem uitnodigt tot het verhogen van welvaartsgroei met als 'extern effect' een vergroting van de kans op of van de negatieve gevolgen van rampen, dan is dit pijnlijk en vraagt dit om correctie.
Kenmerk van het mondiale systeem waarin wij nu leven, de globaliserende wereld, is ook de grote inkomensongelijkheid tussen mensen en landen. Armoede beperkt de mogelijkheden om rampen te voorkomen en om gevolgen te bestrijden. Bovendien nodigt extreme armoede uit tot onhoudbare voorziening in levensbehoeften met een negatief effect op de 'rampbestendigheid' van de natuur.
Deze observatie biedt aanknopingspunten om mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid: de ramp van daar, wordt mede veroorzaakt door het systeem waarin u en ik leven, waaraan u en ik bijdragen en waaraan u en ik onze welvarende positie danken. Daarmee is de ramp van daar een verantwoordelijkheid voor ons hier, want een falen, een gevolg van ons systeem en ons handelen. De vraag wordt dan hoe we de welvaart van de rijkere landen op doelmatige wijze in kunnen zetten voor de voorkoming van rampen in arme landen.
De observatie dat veel milieuschade die impact heeft op (de gevolgen van) rampen veroorzaakt wordt door armoede: ontginning van 'gevaarlijk' gebied, ontbossing van heuvels, het op en in elkaar bouwen van onveilige hutten en huizen, moet wel leiden tot de conclusie dat men het armoedevraagstuk niet los kan en mag zien van ecologische trends en humanitaire rampen.
Dit heeft twee gevolgen. Ten eerste zullen internationale organisaties, met name IMF en Wereldbank, moeten toetsen in hoeverre voorwaarden gesteld bij leningen en hulppakketten 'rampen bevorderend/vergrotend' gedrag stimuleren dan wel tegengaan. Ook organisaties die zich bezighouden met het lenen aan kleine ondernemers zouden zich daar rekenschap van moeten geven.
Ten tweede kan ontwikkelingssamenwerking zich expliciet richten op preventieve maatregelen en voorzieningen, bijvoorbeeld gericht op armoedebestrijding, ondersteuning en gedragsverandering in ecologisch kwetsbare gebieden.
De oorzaken van rampen, voor zover gelieerd aan globalisering, kunnen dus worden samengevat als: 'milieu-schade als extern effect van economisch handelen en milieuschade door armoede'. Rampen zijn dan geen louter lokale gebeurtenissen. Dit geldt echter niet alleen voor de oorzaken, maar ook voor de gevolgen van rampen. Immers, in de globaliserende wereld zijn onderlinge dependenties sterk. Verstoring van het ecologisch en sociaal-economisch evenwicht op één locatie kan grote gevolgen hebben voor verstoringen op andere locaties en voor het mondiale systeem. Rampen vernietigen voor de mensheid waardevolle natuurlijke systemen, ze dragen bij aan destabilisatie van regionale economieën. Bovendien vormen ze samen met de armoede-problematiek een vicieuze cirkel die mensen verdrijft naar minder rampgevoelige, welvarender landen. Het voorkomen van rampen is daarmee niet alleen een mondiale verantwoordelijkheid, maar ook een mondiaal belang.
Dat mondiaal belang wordt versterkt doordat rampen, dankzij moderne technologie (satellieten) nu wereldwijd en soms 'in real time' zichtbaar zijn. Gebieden waar rampen plaatsvinden zijn bovendien vaak bekender bij kijkers ver weg. Toerisme, film en vluchtelingenstromen maken van vrijwel heel de wereld 'bekend gebied'. De zichtbaarheid van rampen en bekendheid van rampgebieden vergroot de betrokkenheid en ontzetting van mensen 'ver en veilig weg'. Zo draagt globalisering bij aan vergroting van het (noodhulp)actie-potentieel. Mensen kopen hun schuldgevoel, opgeroepen door de vreselijke beelden, af met een storting op giro 555, of oefenen druk uit op politici om toch vooral actie te ondernemen. Dat is positief.
Tegelijkertijd kan dat niet alles zijn. Noodhulp blijft nodig en betrokkenheid van burgers bij noodhulp en reddingsoperaties is onmisbaar, maar bovenstaande overwegingen vragen om een meer structurele aanpak.
De ecologische trends zoals aangeduid in het WDR rapport bedreigen delen van de aarde. In de globaliserende wereld kunnen we die bedreigingen en werkelijke rampen niet meer beschouwen als lokale problemen veroorzaakt door natuurlijk geweld. In tegendeel: de impact van rampen op de mens en zijn leefomgeving wordt beïnvloed door hoe wij ons als mensen gedragen. Bovendien kennen vrijwel alle lokale rampen mondiale dimensies: oorzakelijk en/of in uitwerking.
Preventie van rampen en het beperken van schade vraagt dan ook om een internationale en mondiale inspanning. Hierboven is gesproken over ontwikkelingssamenwerking gericht op preventie van rampen. Mensen die leven in armoede kunnen alleen op hun verantwoordelijkheden worden aangesproken, als zij tegelijkertijd middelen en kennis krijgen aangereikt waarmee zij hun verantwoordelijkheid vorm kunnen geven. Zo is het verbieden van boskap alleen niet voldoende; het aanbieden van scholing om ander werk te kunnen vinden en/of het bekend maken met houdbare alternatieven biedt meer hoop.
Ook werd gesproken over de verantwoordelijkheid van IMF en Wereldbank: in hoeverre kunnen zij bijdragen aan de ontwikkeling van houdbare alternatieven voor de voorziening in levensbehoeften in gebieden die zowel kampen met ecologische kwetsbaarheid als met armoede? Zijn er stimulerende voorwaarden denkbaar en welke invloed hebben de huidige voorwaarden op kwetsbare gebieden?
Als we onderkennen dat rampen naast lokale ook mondiale dimensies kennen, dan wordt het interessant te bezien wat op dat niveau verder zou kunnen worden gedaan aan ramppreventie en bestrijding van gevolgen.
Sinds de UNCED in Rio de Janeiro kennen we de GEF, het Global Environmental Fund. Dit is een fonds van de Wereldbank waaruit rente-subsidies worden gegeven voor investeringen ten bate van het milieu/houdbare ontwikkeling. Het gaat daarbij om specifieke projecten in ontwikkelingslanden. Zo'n zelfde fonds zou kunnen worden ingesteld ten bate van ramppreventie.
Vanuit dit structurele fonds wordt dan geen noodhulp gefinancierd. Het richt zich op het subsidiëren van projecten ten bate van ramppreventie en voorbereiding (scholing, oefenen van rampenplannen e.d.) in kwetsbare gebieden in zich ontwikkelende landen. Rond het fonds functioneert dan uiteraard een staf die informatie over kwetsbare gebieden, rampscenario's en mogelijke preventieve maatregelen bundelt. Het instituut dient als platform voor bij ramppreventie betrokken actoren (NGO's, geïnteresseerd bedrijfsleven, overheden), als kennis- en infocentrum, als coördinator van op ramppreventie gerichte hulp en als subsidieverlener aan specifieke projecten van overheden/NGO's.
Noodhulp blijft noodzakelijk, maar vindt niet plaats via het fonds. Dit om te voorkomen dat steeds opdoemende nieuwe rampen teveel tijd en geld van het fonds opslurpen zodat de lange termijn effectiviteit verloren gaat. Instelling van het fonds ontslaat NGO's en overheden dus niet van hun verantwoordelijkheid noodhulp aan getroffen gebieden te verlenen en eigen preventieprojecten op te zetten. Het GDF zou een aanvulling moeten zijn, geen vervanging van bestaande initiatieven.
Wie de mondiale dimensie van lokale rampen onderkent, moet verantwoordelijkheid nemen voor wat 'ver weg' gebeurd: de brand, de overstroming, het moddergeraas. Dat verantwoordelijkheid nemen kan niet op 1 plaats. Daarvoor zijn de problemen, bedreigingen en consequenties te groots, te complex. Ieder moet doen wat in zijn of haar vermogen en invloedssfeer ligt. NGO's, bedrijven en politiek kunnen bijdragen aan preventie en noodhulp. In lokaal, nationaal, bi- en multilateraal verband kan en moet gewerkt worden aan versterking van kwetsbare gebieden. Hier is voorgesteld ook mondiaal vorm te geven aan onze gedeelde verantwoordelijkheid door een GDF 'rampenfonds' met bijbehorend instituut in te stellen.
© 1999 RFM Lubbers. All Rights Reserved